Informatie over het woord borstelen (Nederlands → Esperanto: brosi)

Synoniemen: schuieren, afborstelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔrstələ(n)/
Afbrekingbor·ste·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) borstel(ik) borstelde
(jij) borstelt(jij) borstelde
(hij) borstelt(hij) borstelde
(wij) borstelen(wij) borstelden
(jullie) borstelen(jullie) borstelden
(gij) borstelt(gij) borsteldet
(zij) borstelen(zij) borstelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) borstele(dat ik) borstelde
(dat jij) borstele(dat jij) borstelde
(dat hij) borstele(dat hij) borstelde
(dat wij) borstelen(dat wij) borstelden
(dat jullie) borstelen(dat jullie) borstelden
(dat gij) borstelet(dat gij) borsteldet
(dat zij) borstelen(dat zij) borstelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
borstelborstelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
borstelend, borstelende(hebben) geborsteld

Vertalingen

Catalaansraspallar
Deensbørste
Duitsbürsten; ausbürsten; abbürsten; aufbürsten
Engelsbrush
Esperantobrosi
Italiaansspazzolare
Maleismenyikat
Papiamentsbròsh
Portugeesescovar
Spaanscepillar
Srananbosro
Tsjechischkartáčovat; vykartáčovat
Westerlauwers Friesboarstelje
Zweedsborsta