Synoniemen: balken, blaten, grommen, loeien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈsxreʋə(n)/ |
---|
Afbreking | schreeu·wen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) schreeuw | (ik) schreeuwde |
(jij) schreeuwt | (jij) schreeuwde |
(hij) schreeuwt | (hij) schreeuwde |
(wij) schreeuwen | (wij) schreeuwden |
(jullie) schreeuwen | (jullie) schreeuwden |
(gij) schreeuwt | (gij) schreeuwdet |
(zij) schreeuwen | (zij) schreeuwden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) schreeuwe | (dat ik) schreeuwde |
(dat jij) schreeuwe | (dat jij) schreeuwde |
(dat hij) schreeuwe | (dat hij) schreeuwde |
(dat wij) schreeuwen | (dat wij) schreeuwden |
(dat jullie) schreeuwen | (dat jullie) schreeuwden |
(dat gij) schreeuwet | (dat gij) schreeuwdet |
(dat zij) schreeuwen | (dat zij) schreeuwden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
schreeuw | schreeuwt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
schreeuwend, schreeuwende | (hebben) geschreeuwd |