Informatie over het woord boerten (Nederlands → Esperanto: ŝerci)

Synoniemen: gekscheren, schertsen, gekheid maken, grappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbuːrtə(n)/
Afbrekingboer·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) boert(ik) boerte
(jij) boert(jij) boerte
(hij) boert(hij) boerte
(wij) boerten(wij) boerten
(jullie) boerten(jullie) boerten
(gij) boert(gij) boertet
(zij) boerten(zij) boerten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) boerte(dat ik) boerte
(dat jij) boerte(dat jij) boerte
(dat hij) boerte(dat hij) boerte
(dat wij) boerten(dat wij) boerten
(dat jullie) boerten(dat jullie) boerten
(dat gij) boertet(dat gij) boertet
(dat zij) boerten(dat zij) boerten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
boertboert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
boertend, boertende(hebben) geboert

Vertalingen

Afrikaansskerts
Catalaansbromejar; fotre’s; riure’s
Deensspøge
Duitsscherzen; Witze machen
Engelsjest; joke
Esperantoŝerci
Faeröersskemta
Finslaskea leikkiä
Fransbadiner
Italiaansscherzare
Latijniocare
Papiamentschansa
Poolsżatrować
Portugeesbrincar; caçoar; gracejar
Roemeensglumi
Saterfriesgnäägelje; maaljoagje; spoasje
Spaansbromear; chancearse
Tsjechischšprýmovat; žertovat
Westerlauwers Friesgekjeie
Zweedsskoja; skämta