Synoniemen: animeren, opkikkeren, opmonteren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərˈlevəndəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·le·ven·di·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verlevendig | (ik) verlevendigde |
(jij) verlevendigt | (jij) verlevendigde |
(hij) verlevendigt | (hij) verlevendigde |
(wij) verlevendigen | (wij) verlevendigden |
(jullie) verlevendigen | (jullie) verlevendigden |
(gij) verlevendigt | (gij) verlevendigdet |
(zij) verlevendigen | (zij) verlevendigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verlevendige | (dat ik) verlevendigde |
(dat jij) verlevendige | (dat jij) verlevendigde |
(dat hij) verlevendige | (dat hij) verlevendigde |
(dat wij) verlevendigen | (dat wij) verlevendigden |
(dat jullie) verlevendigen | (dat jullie) verlevendigden |
(dat gij) verlevendiget | (dat gij) verlevendigdet |
(dat zij) verlevendigen | (dat zij) verlevendigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verlevendig | verlevendigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verlevendigend, verlevendigende | (hebben) verlevendigd |