Informatie over het woord racen (Nederlands → Esperanto: vetkuri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈresə(n)/
Afbrekingra·cen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) race(ik) racete
(jij) racet(jij) racete
(hij) racet(hij) racete
(wij) racen(wij) raceten
(jullie) racen(jullie) raceten
(gij) racet(gij) racetet
(zij) racen(zij) raceten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) raceë(dat ik) racete
(dat jij) raceë(dat jij) racete
(dat hij) raceë(dat hij) racete
(dat wij) racen(dat wij) raceten
(dat jullie) racen(dat jullie) raceten
(dat gij) racet(dat gij) racetet
(dat zij) racen(dat zij) raceten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
raceracet
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
racend, racende(hebben) geracet

Vertalingen

Duitswettrennen
Engelsrace
Esperantovetkuri
Saterfrieswädloope