Informatie over het woord smokkelen (Nederlands → Esperanto: trompeti)

Synoniemen: beetnemen, verlakken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsmɔkələ(n)/
Afbrekingsmok·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smokkel(ik) smokkelde
(jij) smokkelt(jij) smokkelde
(hij) smokkelt(hij) smokkelde
(wij) smokkelen(wij) smokkelden
(jullie) smokkelen(jullie) smokkelden
(gij) smokkelt(gij) smokkeldet
(zij) smokkelen(zij) smokkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smokkele(dat ik) smokkelde
(dat jij) smokkele(dat jij) smokkelde
(dat hij) smokkele(dat hij) smokkelde
(dat wij) smokkelen(dat wij) smokkelden
(dat jullie) smokkelen(dat jullie) smokkelden
(dat gij) smokkelet(dat gij) smokkeldet
(dat zij) smokkelen(dat zij) smokkelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smokkelsmokkelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smokkelend, smokkelende(hebben) gesmokkeld

Vertalingen

Engelstake in
Esperantotrompeti
Spaansengañar