Informatie over het woord verkleumen (Nederlands → Esperanto: tramalvarmiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈklømə(n)/
Afbrekingver·kleu·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verkleum(ik) verkleumde
(jij) verkleumt(jij) verkleumde
(hij) verkleumt(hij) verkleumde
(wij) verkleumen(wij) verkleumden
(jullie) verkleumen(jullie) verkleumden
(gij) verkleumt(gij) verkleumdet
(zij) verkleumen(zij) verkleumden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verkleume(dat ik) verkleumde
(dat jij) verkleume(dat jij) verkleumde
(dat hij) verkleume(dat hij) verkleumde
(dat wij) verkleumen(dat wij) verkleumden
(dat jullie) verkleumen(dat jullie) verkleumden
(dat gij) verkleumet(dat gij) verkleumdet
(dat zij) verkleumen(dat zij) verkleumden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verkleumverkleumt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verkleumend, verkleumende(hebben) verkleumd

Vertalingen

Esperantotramalvarmiĝi