Informatie over het woord telefoon (Nederlands → Esperanto: telefono)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/teləˈfon/
Afbrekingte·le·foon
Geslachtmanlijk
Meervoudtelefoons, telefonen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
telefoontjetelefoontjes

Voorbeelden van gebruik

De telefoon naast zijn bed rinkelde en hij nam de hoorn van de haak.
In het begin van de jaren ’80 kwamen de mobiele telefonen van de eerste generatie op de markt.
Op dat moment ging de telefoon.

Vertalingen

Afrikaansfoon; telefoon
Albaneestelefon
Catalaanstelèfon
Deenstelefon
DuitsTelephon
Engelstelephone; phone
Esperantotelefono
Faeröerstelefon
Finspuhelin
Franstéléphone
Grieksτηλέφωνο
Hongaarstelefon
IJslandssími
Italiaanstelefono
Nederduitstelefoon
Noorstelefon
Papiamentstelefon; telefòn
Poolstelefon
Portugeestelefone
Roemeenstelefon
SaterfriesTelephon
Schotsphone
Spaansteléfono
Sranankonkrutitey
Swahilisimu
Thaisโทรศัพท์
Welsteliffon; ffôn
Westerlauwers Friestelefoan
Zweedstelefon