Informatie over het woord zemelen (Nederlands → Esperanto: tedbabili)

Synoniem: leuteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzeməlǝ(n)/
Afbrekingze·me·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zemel(ik) zemelde
(jij) zemelt(jij) zemelde
(hij) zemelt(hij) zemelde
(wij) zemelen(wij) zemelden
(jullie) zemelen(jullie) zemelden
(gij) zemelt(gij) zemeldet
(zij) zemelen(zij) zemelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zemele(dat ik) zemelde
(dat jij) zemele(dat jij) zemelde
(dat hij) zemele(dat hij) zemelde
(dat wij) zemelen(dat wij) zemelden
(dat jullie) zemelen(dat jullie) zemelden
(dat gij) zemelet(dat gij) zemeldet
(dat zij) zemelen(dat zij) zemelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zemelzemelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zemelend, zemelende(hebben) gezemeld

Voorbeelden van gebruik

Dan moest ik aanhoren hoe die ouwe halve gare zat te zemelen over dingen die hij in de ochtendkrant had gelezen en hij deed het zoveel mogelijk op de manier van Carlyle.

Vertalingen

Esperantotedbabili