Informatie over het woord rimpelen (Nederlands → Esperanto: sulketiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɪmpələ(n)/
Afbrekingrim·pe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) rimpelt(hij) rimpelde
(zij) rimpelen(zij) rimpelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) rimpele(dat hij) rimpelde
(dat zij) rimpelen(dat zij) rimpelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rimpelend, rimpelende(hebben) gerimpeld

Vertalingen

Esperantosulketiĝi