Informatie over het woord heksen (Nederlands → Esperanto: sorĉi)

Synoniemen: beheksen, betoveren, toveren, tsjoenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɛksə(n)/
Afbrekinghek·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) heks(ik) hekste
(jij) hekst(jij) hekste
(hij) hekst(hij) hekste
(wij) heksen(wij) heksten
(jullie) heksen(jullie) heksten
(gij) hekst(gij) hekstet
(zij) heksen(zij) heksten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hekse(dat ik) hekste
(dat jij) hekse(dat jij) hekste
(dat hij) hekse(dat hij) hekste
(dat wij) heksen(dat wij) heksten
(dat jullie) heksen(dat jullie) heksten
(dat gij) hekset(dat gij) hekstet
(dat zij) heksen(dat zij) heksten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hekshekst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
heksend, heksende(hebben) gehekst

Voorbeelden van gebruik

Die vroeg aan Nol of de inspecteur soms dacht hij, de overste, heksen kon.

Vertalingen

Catalaansencantar; encisar; fetillar
Duitshexen; Zauberei treiben; zaubern
Engelsbewitch; charm; enchant
Esperantosorĉi
Faeröersganda
Finstaikoa
Fransensorceler
Papiamentstover
Portugeesenfeitiçar
Saterfriesoogenferköäkelje
Spaansembrujar; hechizar
Srananobya
Westerlauwers Friestoverje
Zweedstrolla