Informatie over het woord villen (Nederlands → Esperanto: senhaŭtigi)

Synoniemen: ontvellen, stropen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɪlə(n)/
Afbrekingvil·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vil(ik) vilde
(jij) vilt(jij) vilde
(hij) vilt(hij) vilde
(wij) villen(wij) vilden
(jullie) villen(jullie) vilden
(gij) vilt(gij) vildet
(zij) villen(zij) vilden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ville(dat ik) vilde
(dat jij) ville(dat jij) vilde
(dat hij) ville(dat hij) vilde
(dat wij) villen(dat wij) vilden
(dat jullie) villen(dat jullie) vilden
(dat gij) villet(dat gij) vildet
(dat zij) villen(dat zij) vilden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vilvilt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
villend, villende(hebben) gevild

Voorbeelden van gebruik

Mijn soldaten scheppen er een groot genoegen in om hun vijand levend te villen.
Als we teruggaan, worden we levend gevild.
Hij graaide naar het dichtstbijzijnde konijn, dat al gevild was en bij het vuur lag.

Vertalingen

Duitsdie Haut abziehen; abhäuten; enthäuten
Engelsskin
Engels (Oudengels)flean
Esperantosenhaŭtigi
Faeröersfletta
Fransdépouiller
Portugeespelar; tirar a pele
Welsblingo
Zweedsskinna