Informatie over het woord fonkelen (Nederlands → Esperanto: scintili)

Synoniemen: blikkeren, flikkeren, twinkelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈfɔŋkələ(n)/
Afbrekingfon·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) fonkelt(hij) fonkelde
(zij) fonkelen(zij) fonkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) fonkele(dat hij) fonkelde
(dat zij) fonkelen(dat zij) fonkelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fonkelend, fonkelende(hebben) gefonkeld

Vertalingen

Esperantoscintili
Westerlauwers Friesblikkerje