Informatie over het woord wieden (Nederlands → Esperanto: sarki)

Synoniem: schoffelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋidə(n)/
Afbrekingwie·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wied(ik) wiedde
(jij) wiedt(jij) wiedde
(hij) wiedt(hij) wiedde
(wij) wieden(wij) wiedden
(jullie) wieden(jullie) wiedden
(gij) wiedt(gij) wieddet
(zij) wieden(zij) wiedden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wiede(dat ik) wiedde
(dat jij) wiede(dat jij) wiedde
(dat hij) wiede(dat hij) wiedde
(dat wij) wieden(dat wij) wiedden
(dat jullie) wieden(dat jullie) wiedden
(dat gij) wiedet(dat gij) wieddet
(dat zij) wieden(dat zij) wiedden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wiedwiedt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wiedend, wiedende(hebben) gewied

Voorbeelden van gebruik

Op prachtige akkers staan mannen te wieden tussen het opkomende graan.

Vertalingen

Catalaansbirbar; eixarcolar
Duitsjäten; ausjäten
Engelsweed
Esperantosarki
Faeröerslúka
Franssarcler
Portugeesmondar; sachar
Spaanscarpir; escardar; sachar