Informatie over het woord zepen (Nederlands → Esperanto: sapi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zeep(ik) zeepte
(jij) zeept(jij) zeepte
(hij) zeept(hij) zeepte
(wij) zepen(wij) zeepten
(jullie) zepen(jullie) zeepten
(gij) zeept(gij) zeeptet
(zij) zepen(zij) zeepten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zepe(dat ik) zeepte
(dat jij) zepe(dat jij) zeepte
(dat hij) zepe(dat hij) zeepte
(dat wij) zepen(dat wij) zeepten
(dat jullie) zepen(dat jullie) zeepten
(dat gij) zepet(dat gij) zeeptet
(dat zij) zepen(dat zij) zeepten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zeepzeept
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zepend, zepende(hebben) gezeept

Vertalingen

Esperantosapi