Informatie over het woord opspatten (Nederlands → Esperanto: reŝpruci)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpspɑtə(n)/
Afbrekingop·spat·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) spat op(hij) spatte op
(zij) spatten op(zij) spatten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) opspatte(dat hij) opspatte
(dat zij) opspatten(dat zij) opspatten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opspattend, opspattende(zijn) opgespat

Vertalingen

Esperantoreŝpruci