Informatie over het woord bijsturen (Nederlands → Esperanto: readapti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛi̯styːrə(n)/
Afbrekingbij·stu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stuur bij(ik) stuurde bij
(jij) stuurt bij(jij) stuurde bij
(hij) stuurt bij(hij) stuurde bij
(wij) sturen bij(wij) stuurden bij
(jullie) sturen bij(jullie) stuurden bij
(gij) stuurt bij(gij) stuurdet bij
(zij) sturen bij(zij) stuurden bij
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bijsture(dat ik) bijstuurde
(dat jij) bijsture(dat jij) bijstuurde
(dat hij) bijsture(dat hij) bijstuurde
(dat wij) bijsturen(dat wij) bijstuurden
(dat jullie) bijsturen(dat jullie) bijstuurden
(dat gij) bijsturet(dat gij) bijstuurdet
(dat zij) bijsturen(dat zij) bijstuurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stuur bijstuurt bij
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bijsturend, bijsturende(hebben) bijgestuurd

Vertalingen

Esperantoreadapti