Synoniemen: ondersteunen, steunen, stutten, staan achter
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈsxraɣə(n)/ |
---|
Afbreking | schra·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) schraag | (ik) schraagde |
(jij) schraagt | (jij) schraagde |
(hij) schraagt | (hij) schraagde |
(wij) schragen | (wij) schraagden |
(jullie) schragen | (jullie) schraagden |
(gij) schraagt | (gij) schraagdet |
(zij) schragen | (zij) schraagden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) schrage | (dat ik) schraagde |
(dat jij) schrage | (dat jij) schraagde |
(dat hij) schrage | (dat hij) schraagde |
(dat wij) schragen | (dat wij) schraagden |
(dat jullie) schragen | (dat jullie) schraagden |
(dat gij) schraget | (dat gij) schraagdet |
(dat zij) schragen | (dat zij) schraagden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
schraag | schraagt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
schragend, schragende | (hebben) geschraagd |
Weet u mij soms iets te vertellen dat dit geloof kan schragen?
Ik twijfel niet, meester, maar schraag mijn vertrouwen!