Informatie over het woord schreien (Nederlands → Esperanto: plori)

Synoniemen: huilen, krijten, wenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/sxrɛi̯jə(n)/
Afbrekingschrei·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schrei(ik) schreide
(jij) schreit(jij) schreide
(hij) schreit(hij) schreide
(wij) schreien(wij) schreiden
(jullie) schreien(jullie) schreiden
(gij) schreit(gij) schreidet
(zij) schreien(zij) schreiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schreie(dat ik) schreide
(dat jij) schreie(dat jij) schreide
(dat hij) schreie(dat hij) schreide
(dat wij) schreien(dat wij) schreiden
(dat jullie) schreien(dat jullie) schreiden
(dat gij) schreiet(dat gij) schreidet
(dat zij) schreien(dat zij) schreiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schreischreit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schreiend, schreiende(hebben) geschreid

Voorbeelden van gebruik

Sommige vrouwen schreiden en de mannen praatten kalm en gewichtig tegen zoons en broers onder de schutters.
Vlak voor het licht werd, legde de radeloze vrouw het hoofd op de armen en begon te schreien.
„Ach,” riep hij schreiend, „had ik maar beter opgepast!”

Vertalingen

Catalaansplorar
Deensgræde
Duitsweinen
Engelscry; weep
Engels (Oudengels)wepan
Esperantoplori
Faeröersgráta
Finsitkeä
Franspleurer
IJslandsgráta
Italiaanspiangere
Jiddischװײן
Maleismenangis
Noorsgråte
Papiamentsyora
Poolspłakać
Portugeeschorar
Russischзаплакать; плакать
Saterfriesbläärje; drinsje; huulje; kriete; roorje; woupe
Spaansllorar
Sranankrey
Thaisร้องไห้
Tsjechischbrečet; plakat
Turksağlamak
Westerlauwers Friesgûle
Zweedsgrina; gråta