Informatie over het woord prikkelen (Nederlands → Esperanto: pikadi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈprɪkələ(n)/
Afbrekingprik·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) prikkel(ik) prikkelde
(jij) prikkelt(jij) prikkelde
(hij) prikkelt(hij) prikkelde
(wij) prikkelen(wij) prikkelden
(jullie) prikkelen(jullie) prikkelden
(gij) prikkelt(gij) prikkeldet
(zij) prikkelen(zij) prikkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) prikkele(dat ik) prikkelde
(dat jij) prikkele(dat jij) prikkelde
(dat hij) prikkele(dat hij) prikkelde
(dat wij) prikkelen(dat wij) prikkelden
(dat jullie) prikkelen(dat jullie) prikkelden
(dat gij) prikkelet(dat gij) prikkeldet
(dat zij) prikkelen(dat zij) prikkelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
prikkelprikkelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
prikkelend, prikkelende(hebben) geprikkeld

Vertalingen

Esperantopikadi