Informatie over het woord offeren (Nederlands → Esperanto: oferi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔfərə(n)/
Afbrekingof·fe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) offer(ik) offerde
(jij) offert(jij) offerde
(hij) offert(hij) offerde
(wij) offeren(wij) offerden
(jullie) offeren(jullie) offerden
(gij) offert(gij) offerdet
(zij) offeren(zij) offerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) offere(dat ik) offerde
(dat jij) offere(dat jij) offerde
(dat hij) offere(dat hij) offerde
(dat wij) offeren(dat wij) offerden
(dat jullie) offeren(dat jullie) offerden
(dat gij) offeret(dat gij) offerdet
(dat zij) offeren(dat zij) offerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
offeroffert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
offerend, offerende(hebben) geofferd

Voorbeelden van gebruik

Er werd gefluisterd dat deze jonge meisjes werden geofferd aan de een of andere god tijdens een orgie, die eindigde met het opeten van de slachtoffers.
Ik ben gekomen om te offeren aan de god van de reizigers.

Vertalingen

Afrikaansopoffer
Catalaansoferir; sacrificar
Deensbyde; tilbyde
Duitserbieten; opfern; sich erbieten
Engelsoffer up
Esperantooferi; oferdoni
Faeröersoffra
Fransconsacrer; faire offrande; offrir; sacrifier
Italiaansoffrire
Papiamentsofrecé
Portugeesimolar; ofertar; sacrificar
Saterfriesofferje; ounbjoode
Spaansofrendar; sacrificar
Thaisถวาย; บูชา; ยื่น
Zweedsoffra