Informatie over het woord ontbloten (Nederlands → Esperanto: nudigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔndˈblotə(n)/
Afbrekingont·blo·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontbloot(ik) ontblootte
(jij) ontbloot(jij) ontblootte
(hij) ontbloot(hij) ontblootte
(wij) ontbloten(wij) ontblootten
(jullie) ontbloten(jullie) ontblootten
(gij) ontbloot(gij) ontbloottet
(zij) ontbloten(zij) ontblootten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontblote(dat ik) ontblootte
(dat jij) ontblote(dat jij) ontblootte
(dat hij) ontblote(dat hij) ontblootte
(dat wij) ontbloten(dat wij) ontblootten
(dat jullie) ontbloten(dat jullie) ontblootten
(dat gij) ontblotet(dat gij) ontbloottet
(dat zij) ontbloten(dat zij) ontblootten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontblootontbloot
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontblotend, ontblotende(hebben) ontbloot

Voorbeelden van gebruik

Urteil ontblootte zijn bovenlijf.

Vertalingen

Duitsentblößen
Engelsbare
Esperantonudigi
Fransdépouiller