Informatie over het woord munten (Nederlands → Esperanto: monfari)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɵntə(n)/
Afbrekingmun·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) munt(ik) muntte
(jij) munt(jij) muntte
(hij) munt(hij) muntte
(wij) munten(wij) muntten
(jullie) munten(jullie) muntten
(gij) munt(gij) munttet
(zij) munten(zij) muntten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) munte(dat ik) muntte
(dat jij) munte(dat jij) muntte
(dat hij) munte(dat hij) muntte
(dat wij) munten(dat wij) muntten
(dat jullie) munten(dat jullie) muntten
(dat gij) muntet(dat gij) munttet
(dat zij) munten(dat zij) muntten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
muntmunt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
muntend, muntende(hebben) gemunt

Vertalingen

Engelscoin; mint
Esperantomonfari