Informatie over het woord schaden (Nederlands → Esperanto: malutili)

Synoniemen: afbreuk doen aan, benadelen, deren, laederen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxadə(n)/
Afbrekingscha·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schaad(ik) schaadde
(jij) schaadt(jij) schaadde
(hij) schaadt(hij) schaadde
(wij) schaden(wij) schaadden
(jullie) schaden(jullie) schaadden
(gij) schaadt(gij) schaaddet
(zij) schaden(zij) schaadden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schade(dat ik) schaadde
(dat jij) schade(dat jij) schaadde
(dat hij) schade(dat hij) schaadde
(dat wij) schaden(dat wij) schaadden
(dat jullie) schaden(dat jullie) schaadden
(dat gij) schadet(dat gij) schaaddet
(dat zij) schaden(dat zij) schaadden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schaadschaadt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schadend, schadende(hebben) geschaad

Voorbeelden van gebruik

Wetenschappelijke onderzoekingen waren alleen dan toegelaten als de geldelijke belangen der aandeelhouders daardoor niet zouden worden geschaad.

Vertalingen

Afrikaansknou
Duitsbeeinträchtigen
Engelsharm; damage
Esperantomalutili
Fransnuire
Italiaansnuocere
Portugeesdanificar; prejudicar
Saterfriesskoadje
Spaansperjudicar