Informatie over het woord uithalen (Nederlands → Esperanto: malplenigi)

Synoniemen: ledigen, legen, lenzen, lichten, ruimen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tɦalə(n)/
Afbrekinguit·ha·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) haal uit(ik) haalde uit
(jij) haalt uit(jij) haalde uit
(hij) haalt uit(hij) haalde uit
(wij) halen uit(wij) haalden uit
(jullie) halen uit(jullie) haalden uit
(gij) haalt uit(gij) haaldet uit
(zij) halen uit(zij) haalden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uithale(dat ik) uithaalde
(dat jij) uithale(dat jij) uithaalde
(dat hij) uithale(dat hij) uithaalde
(dat wij) uithalen(dat wij) uithaalden
(dat jullie) uithalen(dat jullie) uithaalden
(dat gij) uithalet(dat gij) uithaaldet
(dat zij) uithalen(dat zij) uithaalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
haal uithaalt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uithalend, uithalende(hebben) uitgehaald

Vertalingen

Deenstømme
Duitsausleeren; entleeren
Engelsempty
Esperantomalplenigi
Fransvider
Grieksαδειάζω
Italiaansvuotare
Roemeensgoli
Saterfriesloosmoakje
Spaansvaciar
Srananleygi
Tsjechischvyprázdnit
Turksboşalmak; boşaltmak