Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) veronachtzaam | (ik) veronachtzaamde |
(jij) veronachtzaamt | (jij) veronachtzaamde |
(hij) veronachtzaamt | (hij) veronachtzaamde |
(wij) veronachtzamen | (wij) veronachtzaamden |
(jullie) veronachtzamen | (jullie) veronachtzaamden |
(gij) veronachtzaamt | (gij) veronachtzaamdet |
(zij) veronachtzamen | (zij) veronachtzaamden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) veronachtzame | (dat ik) veronachtzaamde |
(dat jij) veronachtzame | (dat jij) veronachtzaamde |
(dat hij) veronachtzame | (dat hij) veronachtzaamde |
(dat wij) veronachtzamen | (dat wij) veronachtzaamden |
(dat jullie) veronachtzamen | (dat jullie) veronachtzaamden |
(dat gij) veronachtzamet | (dat gij) veronachtzaamdet |
(dat zij) veronachtzamen | (dat zij) veronachtzaamden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
veronachtzaam | veronachtzaamt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
veronachtzamend, veronachtzamende | (hebben) veronachtzaamd |