Informatie over het woord onthullen (Nederlands → Esperanto: malkaŝi)

Synoniemen: loslaten, openbaren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈɦɵlə(n)/
Afbrekingont·hul·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) onthul(ik) onthulde
(jij) onthult(jij) onthulde
(hij) onthult(hij) onthulde
(wij) onthullen(wij) onthulden
(jullie) onthullen(jullie) onthulden
(gij) onthult(gij) onthuldet
(zij) onthullen(zij) onthulden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) onthulle(dat ik) onthulde
(dat jij) onthulle(dat jij) onthulde
(dat hij) onthulle(dat hij) onthulde
(dat wij) onthullen(dat wij) onthulden
(dat jullie) onthullen(dat jullie) onthulden
(dat gij) onthullet(dat gij) onthuldet
(dat zij) onthullen(dat zij) onthulden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
onthulonthult
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
onthullend, onthullende(hebben) onthuld

Voorbeelden van gebruik

Welnu, dan is het moment gekomen om je mijn afschuwelijke geheim te onthullen.
En misschien weten ook de ouders dingen die ze nog niet hebben onthuld.
Als heer kan ik dat naar eer en geweten niet onthullen.
Verheijen kwam deze maand in opspraak toen NRC Handelsblad onthulde dat hij in zijn tijd als gedeputeerde in de provincie Limburg duizenden euro’s onterecht zou hebben gedeclareerd.

Vertalingen

Duitsenthüllen; aufdecken; offenbaren
Engelsreveal; disclose; divulge
Esperantomalkaŝi
Poolsodkryć; ujawnić
Portugeesdescobrir; revelar