Informatie over het woord verzwakken (Nederlands → Esperanto: malfortigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈzʋɑkə(n)/
Afbrekingver·zwak·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verzwak(ik) verzwakte
(jij) verzwakt(jij) verzwakte
(hij) verzwakt(hij) verzwakte
(wij) verzwakken(wij) verzwakten
(jullie) verzwakken(jullie) verzwakten
(gij) verzwakt(gij) verzwaktet
(zij) verzwakken(zij) verzwakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verzwakke(dat ik) verzwakte
(dat jij) verzwakke(dat jij) verzwakte
(dat hij) verzwakke(dat hij) verzwakte
(dat wij) verzwakken(dat wij) verzwakten
(dat jullie) verzwakken(dat jullie) verzwakten
(dat gij) verzwakket(dat gij) verzwaktet
(dat zij) verzwakken(dat zij) verzwakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verzwakverzwakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verzwakkend, verzwakkende(hebben) verzwakt

Vertalingen

Duitserschlaffen; schwächen; abschwächen
Engelsweaken; enervate
Esperantomalfortigi
Fransabattre; affaiblir
Hongaarsgyengít
Italiaansdebilitare
Saterfriesferswäkje; ouswäkje