Informatie over het woord bewonen (Nederlands → Esperanto: loĝi en)

Synoniem: bevolken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈʋonə(n)/
Afbrekingbe·wo·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bewoon(ik) bewoonde
(jij) bewoont(jij) bewoonde
(hij) bewoont(hij) bewoonde
(wij) bewonen(wij) bewoonden
(jullie) bewonen(jullie) bewoonden
(gij) bewoont(gij) bewoondet
(zij) bewonen(zij) bewoonden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bewone(dat ik) bewoonde
(dat jij) bewone(dat jij) bewoonde
(dat hij) bewone(dat hij) bewoonde
(dat wij) bewonen(dat wij) bewoonden
(dat jullie) bewonen(dat jullie) bewoonden
(dat gij) bewonet(dat gij) bewoondet
(dat zij) bewonen(dat zij) bewoonden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bewoonbewoont
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bewonend, bewonende(hebben) bewoond

Vertalingen

Duitsbewohnen
Engelsinhabit
Esperantoloĝi en
Franshabiter; occuper
Italiaansabitare
Spaanshabitar
Tsjechischobývat
Zweedsbebo