Informatie over het woord begrenzen (Nederlands → Esperanto: limigi)

Synoniemen: beknotten, beperken, beperkingen opleggen aan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈɣrɛnzə(n)/
Afbrekingbe·gren·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) begrens(ik) begrensde
(jij) begrenst(jij) begrensde
(hij) begrenst(hij) begrensde
(wij) begrenzen(wij) begrensden
(jullie) begrenzen(jullie) begrensden
(gij) begrenst(gij) begrensdet
(zij) begrenzen(zij) begrensden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) begrenze(dat ik) begrensde
(dat jij) begrenze(dat jij) begrensde
(dat hij) begrenze(dat hij) begrensde
(dat wij) begrenzen(dat wij) begrensden
(dat jullie) begrenzen(dat jullie) begrensden
(dat gij) begrenzet(dat gij) begrensdet
(dat zij) begrenzen(dat zij) begrensden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
begrensbegrenst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
begrenzend, begrenzende(hebben) begrensd

Voorbeelden van gebruik

Een volgende politieman hield een poort open in de hoge omheining die de luchthaven begrensde.

Vertalingen

Afrikaansbegrens
Deensindskrænke
Duitsbegrenzen; beschränken; einschränken
Engelsconfine; limit
Esperantolimigi
Franslimiter
Italiaanslimitare; restringere
Luxemburgsbegrenzen
Papiamentslimitá
Portugeesdemarcar; limitar; restringir
Saterfriesbegränsje; bekniepe
Spaanslimitar; restringir
Thaisจำกัด
Tsjechischomezit
Westerlauwers Friesbegrinzgje; beheine
Zweedsavgränsa; begränsa