Informatie over het woord meevoeren (Nederlands → Esperanto: kunpreni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmevuːrə(n)/
Afbrekingmee·voe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) voer mee(ik) voerde mee
(jij) voert mee(jij) voerde mee
(hij) voert mee(hij) voerde mee
(wij) voeren mee(wij) voerden mee
(jullie) voeren mee(jullie) voerden mee
(gij) voert mee(gij) voerdet mee
(zij) voeren mee(zij) voerden mee
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) meevoere(dat ik) meevoerde
(dat jij) meevoere(dat jij) meevoerde
(dat hij) meevoere(dat hij) meevoerde
(dat wij) meevoeren(dat wij) meevoerden
(dat jullie) meevoeren(dat jullie) meevoerden
(dat gij) meevoeret(dat gij) meevoerdet
(dat zij) meevoeren(dat zij) meevoerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
voer meevoert mee
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
meevoerend, meevoerende(hebben) meegevoerd

Voorbeelden van gebruik

Een zacht windje woei uit het zuiden en voerde zoete geuren mee.

Vertalingen

Duitsmitnehmen; zusammennehmen
Esperantokunpreni
Poolszabrać ze sobą
Spaansllevarse consigo