Synoniem: bijvoegen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈtuvuɣə(n)/ |
Afbreking | toe·voe·gen |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) voeg toe | (ik) voegde toe |
(jij) voegt toe | (jij) voegde toe |
(hij) voegt toe | (hij) voegde toe |
(wij) voegen toe | (wij) voegden toe |
(jullie) voegen toe | (jullie) voegden toe |
(gij) voegt toe | (gij) voegdet toe |
(zij) voegen toe | (zij) voegden toe |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) toevoege | (dat ik) toevoegde |
(dat jij) toevoege | (dat jij) toevoegde |
(dat hij) toevoege | (dat hij) toevoegde |
(dat wij) toevoegen | (dat wij) toevoegden |
(dat jullie) toevoegen | (dat jullie) toevoegden |
(dat gij) toevoeget | (dat gij) toevoegdet |
(dat zij) toevoegen | (dat zij) toevoegden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
voeg toe | voegt toe |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
toevoegend, toevoegende | (hebben) toegevoegd |
Catalaans | adherir; associar |
---|---|
Duits | anschließen; anfügen; hinzufügen; anhängen |
Engels | add |
Esperanto | aligi |
Pools | dołączyć; przyłączyć |