Informatie over het woord bouwer (Nederlands → Esperanto: konstruisto)

Synoniem: bouwvakker

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈbɑu̯ʋər/
Afbrekingbou·wer
Geslachtmanlijk
Meervoudbouwers

Voorbeelden van gebruik

Reeds de volgende dag had hij de bouwer te pakken waar de twee cilinders en de brander gestolen waren.

Vertalingen

DuitsBaufachmann
Engelsbuilder
Esperantokonstruisto
Fransbâtisseur
Portugeeslavrador
Spaanslabrador; obrero del ramo de construcción
Westerlauwers Friesboufakker