Informatie over het woord glanzen (Nederlands → Esperanto: katizi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣlɑnzə(n)/
Afbrekingglan·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) glans(ik) glansde
(jij) glanst(jij) glansde
(hij) glanst(hij) glansde
(wij) glanzen(wij) glansden
(jullie) glanzen(jullie) glansden
(gij) glanst(gij) glansdet
(zij) glanzen(zij) glansden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) glanze(dat ik) glansde
(dat jij) glanze(dat jij) glansde
(dat hij) glanze(dat hij) glansde
(dat wij) glanzen(dat wij) glansden
(dat jullie) glanzen(dat jullie) glansden
(dat gij) glanzet(dat gij) glansdet
(dat zij) glanzen(dat zij) glansden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
glansglanst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
glanzend, glanzende(hebben) geglansd

Vertalingen

Duitsglanzpressen
Engelsgloss
Esperantokatizi
Spaansaprestar; lustrar