Informatie over het woord indexeren (Nederlands → Esperanto: indeksi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɪndɛkˈserə(n)/
Afbrekingin·dexe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) indexeer(ik) indexeerde
(jij) indexeert(jij) indexeerde
(hij) indexeert(hij) indexeerde
(wij) indexeren(wij) indexeerden
(jullie) indexeren(jullie) indexeerden
(gij) indexeert(gij) indexeerdet
(zij) indexeren(zij) indexeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) indexere(dat ik) indexeerde
(dat jij) indexere(dat jij) indexeerde
(dat hij) indexere(dat hij) indexeerde
(dat wij) indexeren(dat wij) indexeerden
(dat jullie) indexeren(dat jullie) indexeerden
(dat gij) indexeret(dat gij) indexeerdet
(dat zij) indexeren(dat zij) indexeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
indexeerindexeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
indexerend, indexerende(hebben) geïndexeerd

Vertalingen

Duitsmit einem Index versehen
Engelsindex
Esperantoindeksi
Portugeesmunir de índice