Synoniemen: aarzelen, dubben, schoorvoeten, weifelen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) schroom | (ik) schroomde |
(jij) schroomt | (jij) schroomde |
(hij) schroomt | (hij) schroomde |
(wij) schromen | (wij) schroomden |
(jullie) schromen | (jullie) schroomden |
(gij) schroomt | (gij) schroomdet |
(zij) schromen | (zij) schroomden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) schrome | (dat ik) schroomde |
(dat jij) schrome | (dat jij) schroomde |
(dat hij) schrome | (dat hij) schroomde |
(dat wij) schromen | (dat wij) schroomden |
(dat jullie) schromen | (dat jullie) schroomden |
(dat gij) schromet | (dat gij) schroomdet |
(dat zij) schromen | (dat zij) schroomden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
schroom | schroomt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
schromend, schromende | (hebben) geschroomd |