Informatie over het woord bemesten (Nederlands → Esperanto: grasigi)

Synoniemen: mesten, vetmesten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈmɛstə(n)/
Afbrekingbe·mes·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bemest(ik) bemestte
(jij) bemest(jij) bemestte
(hij) bemest(hij) bemestte
(wij) bemesten(wij) bemestten
(jullie) bemesten(jullie) bemestten
(gij) bemest(gij) bemesttet
(zij) bemesten(zij) bemestten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bemeste(dat ik) bemestte
(dat jij) bemeste(dat jij) bemestte
(dat hij) bemeste(dat hij) bemestte
(dat wij) bemesten(dat wij) bemestten
(dat jullie) bemesten(dat jullie) bemestten
(dat gij) bemestet(dat gij) bemesttet
(dat zij) bemesten(dat zij) bemestten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bemestbemest
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bemestend, bemestende(hebben) bemest

Vertalingen

Duitsfett machen; mästen; nudeln
Engelsgrease; batten
Esperantograsigi
Fransamender; fumer