Informatie over het woord huiveren (Nederlands → Esperanto: frostotremi)

Synoniemen: beven van de kou, bibberen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦœy̯̯vərə(n)/
Afbrekinghui·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) huiver(ik) huiverde
(jij) huivert(jij) huiverde
(hij) huivert(hij) huiverde
(wij) huiveren(wij) huiverden
(jullie) huiveren(jullie) huiverden
(gij) huivert(gij) huiverdet
(zij) huiveren(zij) huiverden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) huivere(dat ik) huiverde
(dat jij) huivere(dat jij) huiverde
(dat hij) huivere(dat hij) huiverde
(dat wij) huiveren(dat wij) huiverden
(dat jullie) huiveren(dat jullie) huiverden
(dat gij) huiveret(dat gij) huiverdet
(dat zij) huiveren(dat zij) huiverden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
huiverend, huiverende(hebben) gehuiverd

Voorbeelden van gebruik

Puc zat schrijlings op zijn paard te huiveren in zijn mantel.

Vertalingen

Duitsfrösteln; vor Forst zittern
Engelsshiver
Esperantofrostotremi
Fransgrelotter
Spaanstemblequear; tiritar