Informatie over het woord koelen (Nederlands → Esperanto: fridigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkulə(n)/
Afbrekingkoe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) koel(ik) koelde
(jij) koelt(jij) koelde
(hij) koelt(hij) koelde
(wij) koelen(wij) koelden
(jullie) koelen(jullie) koelden
(gij) koelt(gij) koeldet
(zij) koelen(zij) koelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) koele(dat ik) koelde
(dat jij) koele(dat jij) koelde
(dat hij) koele(dat hij) koelde
(dat wij) koelen(dat wij) koelden
(dat jullie) koelen(dat jullie) koelden
(dat gij) koelet(dat gij) koeldet
(dat zij) koelen(dat zij) koelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
koelkoelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
koelend, koelende(hebben) gekoeld

Vertalingen

Duitskühlen; abkühlen
Engelsrefrigerate
Esperantofridigi
Portugeesrefrigerar