Synoniemen: inkleden, vervatten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /fɔrmyˈlerə(n)/ |
---|
Afbreking | for·mu·le·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) formuleer | (ik) formuleerde |
(jij) formuleert | (jij) formuleerde |
(hij) formuleert | (hij) formuleerde |
(wij) formuleren | (wij) formuleerden |
(jullie) formuleren | (jullie) formuleerden |
(gij) formuleert | (gij) formuleerdet |
(zij) formuleren | (zij) formuleerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) formulere | (dat ik) formuleerde |
(dat jij) formulere | (dat jij) formuleerde |
(dat hij) formulere | (dat hij) formuleerde |
(dat wij) formuleren | (dat wij) formuleerden |
(dat jullie) formuleren | (dat jullie) formuleerden |
(dat gij) formuleret | (dat gij) formuleerdet |
(dat zij) formuleren | (dat zij) formuleerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
formuleer | formuleert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
formulerend, formulerende | (hebben) geformuleerd |