Informatie over het woord verloven (Nederlands → Esperanto: fianĉigi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verloof(ik) verloofde
(jij) verlooft(jij) verloofde
(hij) verlooft(hij) verloofde
(wij) verloven(wij) verloofden
(jullie) verloven(jullie) verloofden
(gij) verlooft(gij) verloofdet
(zij) verloven(zij) verloofden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verlove(dat ik) verloofde
(dat jij) verlove(dat jij) verloofde
(dat hij) verlove(dat hij) verloofde
(dat wij) verloven(dat wij) verloofden
(dat jullie) verloven(dat jullie) verloofden
(dat gij) verlovet(dat gij) verloofdet
(dat zij) verloven(dat zij) verloofden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verloofverlooft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verlovend, verlovende(hebben) verloofd

Vertalingen

Engelsbetroth
Esperantofianĉigi