Informatie over het woord evacueren (Nederlands → Esperanto: evakui)

Synoniem: ontruimen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/evakyˈʋerə(n)/
Afbrekingeva·cu·e·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) evacueer(ik) evacueerde
(jij) evacueert(jij) evacueerde
(hij) evacueert(hij) evacueerde
(wij) evacueren(wij) evacueerden
(jullie) evacueren(jullie) evacueerden
(gij) evacueert(gij) evacueerdet
(zij) evacueren(zij) evacueerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) evacuere(dat ik) evacueerde
(dat jij) evacuere(dat jij) evacueerde
(dat hij) evacuere(dat hij) evacueerde
(dat wij) evacueren(dat wij) evacueerden
(dat jullie) evacueren(dat jullie) evacueerden
(dat gij) evacueret(dat gij) evacueerdet
(dat zij) evacueren(dat zij) evacueerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
evacueerevacueert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
evacuerend, evacuerende(hebben) geëvacueerd

Voorbeelden van gebruik

De overheid heeft besloten de regio te evacueren.

Vertalingen

Duitsevakuieren; räumen; aussiedeln
Engelsevacuate
Esperantoevakui
Papiamentsevakuá
Portugeesevacuar
Roemeensevacua
Spaansevacuar
Westerlauwers Friesevakuearje