Synoniemen: binnengaan, inslaan, intreden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈbɪnə(n)lopə(n)/ |
---|
Afbreking | bin·nen·lo·pen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) loop binnen | (ik) liep binnen |
(jij) loopt binnen | (jij) liep binnen |
(hij) loopt binnen | (hij) liep binnen |
(wij) lopen binnen | (wij) liepen binnen |
(jullie) lopen binnen | (jullie) liepen binnen |
(gij) loopt binnen | (gij) liept binnen |
(zij) lopen binnen | (zij) liepen binnen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) binnenlope | (dat ik) binnenliepe |
(dat jij) binnenlope | (dat jij) binnenliepe |
(dat hij) binnenlope | (dat hij) binnenliepe |
(dat wij) binnenlopen | (dat wij) binnenliepen |
(dat jullie) binnenlopen | (dat jullie) binnenliepen |
(dat gij) binnenlopet | (dat gij) binnenliepet |
(dat zij) binnenlopen | (dat zij) binnenliepen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
loop binnen | loopt binnen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
binnenlopend, binnenlopende | (zijn) binnengelopen |