Informatie over het woord wegsluipen (Nederlands → Esperanto: elŝteliĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxslœy̯pə(n)/
Afbrekingweg·slui·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sluip weg(ik) sloop weg
(jij) sluipt weg(jij) sloop weg
(hij) sluipt weg(hij) sloop weg
(wij) sluipen weg(wij) slopen weg
(jullie) sluipen weg(jullie) slopen weg
(gij) sluipt weg(gij) sloopt weg
(zij) sluipen weg(zij) slopen weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wegsluipe(dat ik) wegslope
(dat jij) wegsluipe(dat jij) wegslope
(dat hij) wegsluipe(dat hij) wegslope
(dat wij) wegsluipen(dat wij) wegslopen
(dat jullie) wegsluipen(dat jullie) wegslopen
(dat gij) wegsluipet(dat gij) wegslopet
(dat zij) wegsluipen(dat zij) wegslopen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sluip wegsluipt weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wegsluipend, wegsluipende(zijn) weggeslopen

Vertalingen

Esperantoelŝteliĝi
Franspartir à l’anglaise
Portugeesevadir‐se