Synoniemen: aanrijden, omverrijden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɔmrɛi̯də(n)/, /ˈɔmrɛi̯jə(n)/ |
---|
Afbreking | om·rij·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) rij om, rijd om | (ik) reed om |
(jij) rijdt om | (jij) reed om |
(hij) rijdt om | (hij) reed om |
(wij) rijden om | (wij) reden om |
(jullie) rijden om | (jullie) reden om |
(gij) rijdt om | (gij) reedt om |
(zij) rijden om | (zij) reden om |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) omrijde | (dat ik) omrede |
(dat jij) omrijde | (dat jij) omrede |
(dat hij) omrijde | (dat hij) omrede |
(dat wij) omrijden | (dat wij) omreden |
(dat jullie) omrijden | (dat jullie) omreden |
(dat gij) omrijdet | (dat gij) omredet |
(dat zij) omrijden | (dat zij) omreden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
rij om, rijd om | rijdt om |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
omrijdend, omrijdende | (hebben) omgereden |