Informatie over het woord knippen (Nederlands → Esperanto: tondi)

Synoniemen: scheren, snoeien

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɪpə(n)/
Afbrekingknip·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knip(ik) knipte
(jij) knipt(jij) knipte
(hij) knipt(hij) knipte
(wij) knippen(wij) knipten
(jullie) knippen(jullie) knipten
(gij) knipt(gij) kniptet
(zij) knippen(zij) knipten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knippe(dat ik) knipte
(dat jij) knippe(dat jij) knipte
(dat hij) knippe(dat hij) knipte
(dat wij) knippen(dat wij) knipten
(dat jullie) knippen(dat jullie) knipten
(dat gij) knippet(dat gij) kniptet
(dat zij) knippen(dat zij) knipten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knipknipt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knippend, knippende(hebben) geknipt

Voorbeelden van gebruik

De edelman was bezig zijn haag te knippen, een bezigheid die hem vooral in de herfst veel genoegen verschafte.
Het gras onder hun voeten was vlak en kort, alsof het was gemaaid of geknipt.

Vertalingen

Afrikaansskeer
Esperantotondi