Informatie over het woord hinderen (Nederlands → Esperanto: ĝeni)

Synoniemen: dwarszitten, storen, lastig vallen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɪndərə(n)/
Afbrekinghin·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hinder(ik) hinderde
(jij) hindert(jij) hinderde
(hij) hindert(hij) hinderde
(wij) hinderen(wij) hinderden
(jullie) hinderen(jullie) hinderden
(gij) hindert(gij) hinderdet
(zij) hinderen(zij) hinderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hindere(dat ik) hinderde
(dat jij) hindere(dat jij) hinderde
(dat hij) hindere(dat hij) hinderde
(dat wij) hinderen(dat wij) hinderden
(dat jullie) hinderen(dat jullie) hinderden
(dat gij) hinderet(dat gij) hinderdet
(dat zij) hinderen(dat zij) hinderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hinderhindert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hinderend, hinderende(hebben) gehinderd

Voorbeelden van gebruik

Verder mag je doen en laten wat je wilt, als je me maar niet hindert.
Maar zelfs toen ik jong was, hinderden bepaalde dingen mij in de boeken van Burroughs.

Vertalingen

Duitsstören
Engelsbother
Esperantoĝeni