Informatie over het woord uitstappen (Nederlands → Esperanto: elaŭtiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯̯tstɑpə(n)/
Afbrekinguit·stap·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stap uit(ik) stapte uit
(jij) stapt uit(jij) stapte uit
(hij) stapt uit(hij) stapte uit
(wij) stappen uit(wij) stapten uit
(jullie) stappen uit(jullie) stapten uit
(gij) stapt uit(gij) staptet uit
(zij) stappen uit(zij) stapten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitstappe(dat ik) uitstapte
(dat jij) uitstappe(dat jij) uitstapte
(dat hij) uitstappe(dat hij) uitstapte
(dat wij) uitstappen(dat wij) uitstapten
(dat jullie) uitstappen(dat jullie) uitstapten
(dat gij) uitstappet(dat gij) uitstaptet
(dat zij) uitstappen(dat zij) uitstapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stap uitstapt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitstappend, uitstappende(zijn) uitgestapt

Voorbeelden van gebruik

Ze stapten uit en keken om zich heen.
Zonder iets te zeggen deed Biggles het portier open en stapte uit.
Hij parkeerde zijn auto vlak bij het gebouw, maar stapte niet meteen uit.

Vertalingen

Afrikaansuitklim
Deensstige ud
Duitsaussteigen
Engelsget out; alight
Esperantoelaŭtiĝi
Fransdescendre
Saterfriesuutstiege