Informatie over het woord schrikken (Nederlands → Esperanto: ektimi)

Synoniem: opschrikken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxrɪkə(n)/
Afbrekingschrik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schrik(ik) schrok
(jij) schrikt(jij) schrok
(hij) schrikt(hij) schrok
(wij) schrikken(wij) schrokken
(jullie) schrikken(jullie) schrokken
(gij) schrikt(gij) schrokt
(zij) schrikken(zij) schrokken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schrikke(dat ik) schrokke
(dat jij) schrikke(dat jij) schrokke
(dat hij) schrikke(dat hij) schrokke
(dat wij) schrikken(dat wij) schrokken
(dat jullie) schrikken(dat jullie) schrokken
(dat gij) schrikket(dat gij) schrokket
(dat zij) schrikken(dat zij) schrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schrikschrikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schrikkend, schrikkende(zijn) geschrokken

Voorbeelden van gebruik

De indringer schrok wakker en richtte zich op.
Je laat me schrikken!
Schrik je daar niet van?
Ik hoop dat je niet geschrokken bent.
Nu, je begrijpt dat de koetsier schrok.
Maar op dat moment klonk er een akelig gekraak achter hem, en toen hij schrikkend omkeek, zag hij dat het gebouw bezig was ineen te storten.
En dat is niets voor iemand die van zijn eigen schaduw schrikt.

Vertalingen

Duitserschrecken
Esperantoektimi
Portugeesassustar
Spaansasustarse; sobresaltarse