Synoniemen: eclipseren, in de schaduw stellen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ovərˈsxadyʋə(n)/ |
---|
Afbreking | over·scha·du·wen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) overschaduw | (ik) overschaduwde |
(jij) overschaduwt | (jij) overschaduwde |
(hij) overschaduwt | (hij) overschaduwde |
(wij) overschaduwen | (wij) overschaduwden |
(jullie) overschaduwen | (jullie) overschaduwden |
(gij) overschaduwt | (gij) overschaduwdet |
(zij) overschaduwen | (zij) overschaduwden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) overschaduwe | (dat ik) overschaduwde |
(dat jij) overschaduwe | (dat jij) overschaduwde |
(dat hij) overschaduwe | (dat hij) overschaduwde |
(dat wij) overschaduwen | (dat wij) overschaduwden |
(dat jullie) overschaduwen | (dat jullie) overschaduwden |
(dat gij) overschaduwet | (dat gij) overschaduwdet |
(dat zij) overschaduwen | (dat zij) overschaduwden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
overschaduw | overschaduwt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
overschaduwend, overschaduwende | (hebben) overschaduwd |